3. leertheorieën

Inleiding:

Orde houden is vaak wel iets wat beginnende leerkrachten moeilijk vinden. Ook leerkrachten die al wat langer in het onderwijs zitten, zullen soms dagen hebben dat het maar niet lukt om de orde te behouden in de klas. Het blijven tenslotte kinderen, ze zijn liever bezig met andere dingen dan met school. Toch moeten de leerlingen stil zijn en opletten, want school is erg belangrijk. Dus hoe houd je dan als leraar toch de orde?

Er zijn verschillende theorieën over het beïnvloeden van gedrag. Eén daarvan is het klassiek conditioneren. Je leert leerlingen de koppeling maken tussen een bepaald gedrag en het gevolg. (Feldman, 2011) Dit wordt niet zo vaak bewust bij mensen gedaan.

Wat wel goed uitvoerbaar is, is het operant conditioneren. Je beloont gewenst gedrag, en je straft ongewenst gedrag. (Feldman, 2011) Uiteindelijk zal het ongewenste gedrag worden afgeleerd, omdat leerlingen niet van straffen houden.

De laatste manier is modelleren. Hierbij neemt de leerling het gewenste gedrag over van een rolmodel dat het gewenste gedrag al vertoont. De leerling imiteert dus het rolmodel, en leert zichzelf het gewenste gedrag aan. (Feldman, 2011)

Alle drie de modellen zijn vanuit het perspectief van het behaviorisme. Het behaviorisme gaat het ervan uit dat waarneembaar gedrag en de externe stimuli in de omgeving cruciaal zijn voor de ontwikkeling van het individu. (Feldman, 2011) Elk van deze is ook terug te vinden in een opvoedingsstijl, in mindere of meerdere mate. Ook voor opvoeding is conditioneren erg belangrijk, wat mag wel en wat mag niet?

Een andere manier van het beïnvloeden van gedrag is doormiddel van de Roos van Leary. Dit is een model dat het gedrag tussen mensen onderzoekt. Door dit model kan je ook gedrag beïnvloeden. Als jij je heel erg leidend opstelt, zullen de leerlingen geen andere keus hebben dan te volgen, of tegen te werken. Als je het tegenwerken afleert, zal de klas jou volgen.

Dit zijn natuurlijk allemaal mooie theorieën, maar welke werkt nou echt en wordt veel toegepast? Wij zijn gaan onderzoeken op welke manieren je de leertheorieën over het beïnvloeden van gedrag kan inzetten om orde te houden in de klas. Werkt het klassiek conditioneren beter, of het modeleren? Wij zochten het voor jullie uit.

Good-practice:

Als meester of juffrouw heb je dagelijks te maken met het gedrag van kinderen. Het is iets waar je mee moet leren omgaan, want anders kan het compleet uit de hand lopen. Gelukkig zijn er in de loop der jaren heel veel manieren ontwikkeld die goed kunnen helpen het gedrag van kinderen te beïnvloeden en te controleren.

De drie bekendste manieren van gedrag van kinderen beïnvloeden zijn:

  • Klassieke conditioneren, oftewel een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde manier leert reageren op een neutrale stimulus die de respons normaal gesproken niet uitlokt(Feldman, 2012).
  • Operante conditioneren, oftewel een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt wordt, afhankelijk van zijn associatie met positieve of negatieve consequenties (Feldman, 2012).
  • Modelleren, oftewel de kinderen zien wat de docent doet en doen dit na.

Deze petjes zijn “kanjerpetjes”. Elk petje heeft voor de kinderen een betekenis (te zien op de poster). Wanneer een kind iets slechts doet krijgt hij of zij een slechte pet of (niet echt, maar wordt zo gezegd), zoals de zwarte. Wanneer een kind iets goeds doet krijgt deze een goede pet op, zoals een witte. Dit heeft als gevolg dat de meester alleen maar naar de petjes hoeft te wijzen, en de kinderen passen hun gedrag aan. Dit is operant conditioneren, want de kinderen ervaren een gevolg van een van hun acties en dit gevolg zorgt ervoor dat ze deze actie vaker of minder vaak uitvoeren (afhankelijk van de pet).

IMG-20151105-WA0019

Deze wc-rollen lijken in eerste instantie weinig te maken te hebben met conditioneren, maar ze hebben welzeker een functie. Elke keer als een kind naar de wc gaat, moet deze een wc-rol meenemen. Op deze manier kan de docent zien wanneer iemand weg is, de leerlingen kunnen dit zien (twee rollen, 1 jongens/1 meisjes) en dat heeft rust in de klas als gevolg. Hierdoor hoeft namelijk niet iedereen constant te vragen of hij of zij naar de wc mag. Dit valt onder klassiek conditioneren, want een wc-rol in de klas wordt geassocieerd met een wc die bezet is.

IMG-20151105-WA0017

Deze bakjes worden gebruikt als inleverbakken. Zodra de kinderen klaar zijn met hun opdrachten leveren ze hier hun gemaakte werk in. Dit zorgt voor orde in de klas, omdat de kinderen weten wat ze moeten doen, ze hoeven dus niks aan de juf of meester te vragen. Deze manier valt onder operant conditioneren, want de kinderen krijgen een beloning (trots) nadat ze iets in deze bakken doen. Zelfwaardering speelt een essentiële rol bij de persoonlijke ontwikkeling en gezondheid van mensen (Gräper, 2006). Dit zorgt ervoor dat de kinderen zo snel en zo goed mogelijk hun werk willen maken.

IMG-20151105-WA0020

De laatste foto is een stoplicht. Zodra de rode kant te zien is staat het stoplicht op rood. Dan mogen de kinderen niet praten en niets aan de juf of meester vragen, ze moeten voor zichzelf werken. Zodra de groene kant te zien is mogen de kinderen zachtjes met elkaar over de stof praten. Dit valt zowel onder klassiek conditioneren als onder modellen te plaatsten. Het is klassiek conditioneren omdat de kinderen de groene en rode kant associëren met een regel. Het is modelleren omdat de leraar ook stil is of zachtjes praat wanneer het stoplicht respectievelijk op rood of groen staat.

Interview:

Wij proberen erachter te komen op welke manier je de (leer)theorieën over het beïnvloeden van van gedrag inzetten om orde te houden in de bovenbouw. Het is natuurlijk heel erg leuk om te weten hoe dat allemaal zou kunnen en welke theorieën er allemaal zijn, maar wat ook belangrijk is, is weten wat een echte basisschoolleerkracht hier allemaal van weet. Op welke manier houdt een basisschool docent orde, en wat is de reden hierachter? Om dit uit te zoeken hebben wij een interview gehouden met verschillende basisschoolleerkrachten. Hierbij hebben we vragen gesteld over hoe de docent orde houdt en waarom hij of zij het op die manier doet. Daarnaast hebben we vragen gesteld aan kinderen over wat zij de eerste straf vinden, en waarom ze luisteren naar hun docent.

We begonnen met vragen te stellen aan onze mentoren. Dit zijn echte basisschool docenten die van tevoren ook de opleiding Pabo hebben moeten doen. We hebben vragen aan hen gesteld. De antwoorden die je nu gaat horen zijn beantwoord door Bas Nijsse. Bas is een 52-jarige basisschool docent, momenteel geeft hij les aan groep 6 van de Toermalijn en hij staat al meer dan 20 jaar voor de klas.

Voorafgaand aan het interview hebben we 2 lessen van Bas geobserveerd. Hierbij hebben we genoteerd welke acties hij ondernam om orde te houden. Hier zagen we dat hij zijn stem veel verheft. Ook zorgt hij ervoor dat hij direct het eerste kind aanspreekt dat zorgt voor onrust. Dit is toepasselijk bij de Pabo omdat het iets is wat ons als stagiaires nu ook wordt geleerd. Iets wat ons ook erg opviel is dat hij vaak dezelfde kinderen aansprak. Ook had hij nog weleens de nijging een kind te beledigen. Zo zei hij: “Ben je nou dom ofzo?” Na de observatie hebben we een aantal vragen gesteld aan Bas. Als eerst vroegen we hem wat in zijn ervaring de meest effectieve manier van orde houden was. Zijn antwoord was eigenlijk heel direct. “Je moet streng zijn en de leerlingen laten zien dat je de baas bent, je moet vanaf dag 1 eisen stellen aan kinderen. Je kan beter eerst streng zijn en daarna de teugels laten vieren dan andersom”, vertelde hij. Dit klonk voor ons erg logisch. Als dit moet worden vergeleken met de theorie zou dit dus onder operante conditionering vallen. Hij straft de kinderen die niet luisteren. Hierna stelde wij hem de vraag hoe hij precies zorgt voor orde in de klas. Dit vond hij een lastig vraag. De klas waar Bas lesgeeft is een erg moeilijke klas. De kinderen zijn erg opstandig en erg brutaal. Hij vertelde ons dat hij voornamelijk ervoor zorgt dat hij autoriteit uitstraalt. Daarnaast zei hij dat hij al snel naar straffen toe ging. Tafel schrijven of enige tijd buiten de klas, op de gang, moeten staan. Hierbij zei hij echter wel: “Ik zou ook willen dat het anders was. Ik bedoel ik ben leerkracht geen politieagent, al voelt het soms wel zo.” Toen wij vroegen wat de meest effectieve straf was, meldde hij dat dat dreigen met na school blijven erg effectief is. Veel van de kinderen hebben erg strenge ouders die het niet accepteren als hun kind later thuis is. De kinderen vinden het daarom niet fijn als hun ouders op ze moeten wachten. Als er word gedreigd met later naar huis zijn de kinderen al snel stil. Ook merkten we tijdens het observeren dat hij vaak dreigt met binnen blijven in de pauze of niet mogen gymmen. Als laatste vroegen we meester Bas of er bepaalde regels of items waren in de klas die werden gebruikt voor klassieke conditionering. Hij vertelde ons dat hij zelf nooit zo’n gebruik gemaakte van ‘dat soort dingen’. Zijn college juf Willie, die een (sommige weken twee dagen) dag per week voor de klas staat, maakt gebruik van kaartjes. Alle kinderen krijgen aan het begin van de dag een groen kaartje. Als ze niet luisteren of zich niet goed gedragen moeten ze dit kaartje inleveren en krijgen ze er een rood kaartje voor terug. Dit kaartje betekent dat ze tijdens de pauze binnen moeten blijven. Als de kinderen zich de rest van de dag goed gedragen mogen ze hun groene kaartje terug en krijgen ze nog een kans. De kinderen vinden binnen blijven in de pauze zo vervelend dat juf  Willie soms alleen maar een rood kaartje in haar handen hoeft te pakken en de kinderen schrikken al en gaan zich gedragen. Meester Bas vond dit echter niet prettig werken en neemt deze vorm van orde houden dus niet over. Deze vorm van orde houden is een duidelijk voorbeeld van klassieke conditionering. De kinderen geven een reactie bij de rode kaartjes (natuurlijke stimulansen) die de stimulansen normaal niet uitlokt (Feldman, 2012). Nu weten we dus wat de meester doet om orde te houden, en wat hij denk dat de beste manier is. Maar hoe zit het met de kinderen. Wat vinden de kinderen werkelijk de vervelendste straf. Om daar achter te komen hebben we twee verschillende kinderen geïnterviewd. Als eerste Hayaa, een meisje dat eigenlijk als een van de beste van de klas wordt gezien. Ze let altijd goed op en heeft nooit problemen. Als tweede hebben we vragen gesteld aan Shakir. Een jongen die eigen het tegenovergestelde is. Hij is een echte kletser en kan af en toe flink brutaal zijn. Ook is hij nog wel eens geneigd ruzie te hebben met andere leerlingen. Wij vroegen de leerlingen of zij het vervelend vonden als de meester tegen ze schreeuwde. Hayaa antwoordde hier op dat ze het zeer vervelend vindt als de meester boos is. “Straf is voor domme kinderen en gemene kinderen. Ik ben slim en ik ben niet gemeen” , vertelde ze. Daarna vroegen we haar wat ze de vervelendste straf vond. Haar antwoord hierop was zoals meester Bas al had voorspeld. Ze vond het namelijk erg vervelend als ze na school moest blijven. Ze vertelde dat haar vader nogal streng is en ze wilt niet in de problemen komen thuis. Ze vond echter tafels schrijven ook erg vervelend omdat dat betkende dat ze niet volledig mee kon doen met de les. Dezelfde twee vragen hebben we aan Shakir gesteld. Bij de eerste vraag, of hij het vervelend vond als de meester tegen hem schreeuwde, gaf hij een heel ander antwoord dan Hayaa. “Ik vind niet fijn maar ik vind het niet heel erg”, vertelde hij. “Ik vind soms gewoon dat hij zijn mond moet houden. Ik word wel boos als het niet mijn schuld is. Als hij naar me schreeuwt, houd ik gewoon snel me mond en knik ik netjes, maar ik luister vaak niet eens naar wat hij zegt.” Toen we Shakir vroegen naar wat hij de ergste straf vond gaf hij ,net als Hayaa en net als meester Bas had voorspeld, hetzelfde antwoord. Dat het na school blijven het vervelendste was omdat zijn ouders dan boos worden.

Dus we weten nu hoe een basisschoolleerkracht zorgt voor orde in de klas. En ook wat de kinderen daar precies van vinden. Maar wat hebben we hier nou aan? Hoe helpt dit ons bij het beantwoorden van de vraag? De vraag gaat over op welke manier je de (leer)theorieën over het beïnvloeden van gedrag het beste kan toepassen om orde te houden in de bovenbouw. In deze klas, een vrij heftige klas waarbij veel kinderen een extra ‘rugzakje’ hebben, kan dat dus het beste worden gedaan door operante conditionering. Tenminste, als we spreken over de korte termijn. Dreigen met straffen waarvan je weet dat de kinderen er angstig voor zijn werken goed. Als we kijken naar de lange termijn is orde houden door middel van klassieke conditionering ook toepasbaar. Echter, is het hier wel bij belangrijk dat tijdens het proces van conditionering de straf, of de stimulansen die de neutrale stimulans moet uitlokken (Feldman, 2012), gekoppeld is aan iets wat de kinderen echt niet leuk vinden. Dit geeft motivatie om zich goed te gedragen.

Literatuur:

Als het gaat over leertheorieën over het beïnvloeden van gedrag, zijn er drie theorieën die het bekendst zijn. Dit zijn Klassiek Conditioneren, Operant Conditioneren en Modelling (Modelleren, of Sociaal leren). Dit zijn theorieën is het perspectief van het behaviorisme.

Klassiek conditioneren is een organisme op een bepaalde manier laten reageren op een prikkel van buitenaf. (Feldman, 2011) Je reageert op een onnatuurlijke manier op een bepaalde prikkel. Het klassiek conditioneren is begonnen bij Pavlov. Hij heeft een onderzoek gedaan met een hond. Hij liet de hond een koppeling maken tussen het geluid van een bel en het krijgen van zijn eten. Dit deed hij door elke keer met de bel te ringelen als de hond zijn eten kreeg. Voor het conditioneren reageerde de hond bijna niet op de bel. Na het conditioneren legde de hond de link tussen bel en eten, en begon hij bij het horen van de bel te kwispelen en kwijlen, iets wat hij voorheen alleen bij het zien van eten deed.

Op deze manier kunnen we ook mensen dingen aanleren. Een voorbeeld: Je liep een keer in het donker door een bepaalde straat. Daar werd je overvallen door een man met een pistool. Nu durf je eigenlijk niet meer door die straat te lopen als het donker is. Je associeert die straat nu met de overvaller met het pistool.

In het geval van mensen kan het klassiek conditioneren gekoppeld worden aan een bijzonder intense of heftige emotie. Vaak zijn dit negatieve emoties.

Operant conditioneren is een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzakt wordt. Dit is afhankelijk van de associatie met op en positieve of een negatieve consequentie. (Feldman, 2011) De theorie houdt in dat mensen zich op een bepaalde manier gaan gedragen om iets te krijgen wat ze willen. Een voorbeeld: Als een meisje goed leert, krijgt ze een goed rapport, En als ze een goed rapport heeft, dan krijgt ze geld van haar grootouders. Zij wil graag dat geld, dus leert ze goed om dat goede rapport te krijgen. Het kan ook negatief: Je hebt een slecht rapport en je ouders worden heel boos. Je wilt dat niet nog een keer, dus ga je nu wel goed leren.

Deze theorie is ontwikkeld door Skinner. Hij toonde aan dat het waarschijnlijker is dat mensen eerder gewenst gedrag vertonen als ze positief gestimuleerd worden. Hij toonde ook aan dat beloningen het effectiefs zijn direct na het gewenste gedrag, en dat gedrag dat niet wordt beloond, maar juist gestraft, zich waarschijnlijk niet herhaald. (Robbins, 2011) Dit kan positief zijn als je gedrag wil afleren, maar het kan ook negatief uitpakken als je gewenst gedrag niet beloond. Bijvoorbeeld: Je doet heel goed je best en je leert hard, maar uiteindelijk is het rapport niet zo heel goed. Je krijgt geen beloning voor je harde werk, hoewel het wel goed was. De volgende periode werk je misschien minder hard, omdat je er toch niets voor terugkrijgt als je het wel doet.

Modelling, of modelleren, of sociaal leren, houdt in dat je iets aanleert door een ander na te doen. Je imiteert het (hopelijk) gewenste gedrag, waardoor jij het jezelf ook aanleert. Het is daarom ook heel belangrijk dat het rolmodel van de leerling wel het gewenste gedrag uitvoert. Ongewenst gedrag kan op deze manier net zo snel worden overgenomen.

Er zijn vier stappen die je moet volgen voor een leerling het gewenste gedrag laat zien:

  1. De leerling moet het rolmodel aandacht geven. Zonder aandacht voor het rolmodel, zal de leerling nooit het gewenste gedrag zien, laat staan overnemen. Dit gaat sneller als het rolmodel aan bepaalde kenmerken voldoet. We leren het meest van rolmodellen die we aantrekkelijk vinden, die herhaaldelijk beschikbaar zijn, die we belangrijk vinden, of waarvan we vinden dat ze op ons lijken.
  2. Als de leerling het heeft gezien, moet hij of zij het ook nog opslaan in het geheugen. Hoe goed het wordt opgeslagen hangt af van het rolmodel.
  3. Als het dan is opgeslagen, dan moet de leerling het nog wel uitvoeren. Dit heet gedragsnabootsing. Hij heeft het gewenste gedrag opgeslagen en moet het nu zelf uitvoeren.
  4. Als de leerling dan het gewenste gedrag toont, moet het nog wel bekrachtigd worden. Door hem te belonen laat je zien dat je zien dat je er blij mee bent. Gedrag dat positief wordt bekrachtigd, wordt beter onthouden, krijgt meer aandacht, en zal vaker uitgevoerd worden. (Robbins, 2011)

Methode van gedragsvorming:

Gedrag kan op 4 manieren worden gevormd:

  1. Positieve bekrachtig: Je gedrag wordt gevolgd door iets plezierigs. Je wordt beloond.
  2. Negatieve betrachting: Je gedrag wordt gevolgd door het weghalen van iets negatiefs. Dit is ook een soort beloning, maar het gevolg is niet dat iets heel leuks gebeurt, maar dat iets wat minder leuk is, nu weg is.
  3. Straf: Je gedrag wordt gevolgd door iets negatiefs, iets wat je niet leuk vindt.
  4. Uitdoving: Als je gedrag niet wordt bekrachtigd, zal het gedrag vanzelf uitdoven. Omdat er geen reactie op jouw gedrag is, zal je het gedrag ook steeds minder gaan uitvoeren, tot je het helemaal niet meer doet. (Robbins, 2011)

Plaats een reactie